Interessetest Start digibordles

Interessetest

Start digibordles

Lesdoelen

  • De leerlingen denken na over hun interesses door het invullen van een interessetest.
  • De leerlingen gaan met anderen in gesprek en horen wat anderen bij hen vinden passen.

Benodigde materialen

  • werkblad 1 (één per leerling)
  • werkblad 2 (één per leerling; huiswerkopdracht)
    pennen

Voorbereiding

Zorg voor voldoende kopieën van de werkbladen. Bekijk de digibordles.

Opzet van de les

Inleiding

  • 1 min
  • Lees met de leerlingen de inleiding van de les op het digibord.

Verwonderen

Opdracht 1

  • 5 min
  • Overige werkvormen
  • Klassikaal
  • Lees onderstaande stellingen voor. Laat de leerlingen reageren door te gaan staan of te blijven zitten. Je kunt ook eigen stellingen bedenken.

    • Ga staan als je liever een spelletje op de computer doet dan televisie kijkt.
    • Ga staan als je liever in de (school)tuin werkt dan een boek leest.
    • Ga staan als je liever je kamer opruimt dan een boodschap voor je moeder doet.
    • Ga staan als je rekenen leuker vindt dan taal.
    • Ga staan als je sport leuker vindt dan tekenen.
    • Ga staan als je geschiedenis leuker vindt dan spelling.

Opdracht 2

  • 20 min
  • Werkblad/logboek
  • Individueel
  • De leerlingen vullen werkblad 1 in. Dit is een interessetest. De uitslag van de test geeft aan welk type bij de leerling past. Bekijk of het ook klopt.

Verdiepen

Opdracht 3

  • 5 min
  • Gesprek
  • Klassikaal
  • Deel de werkbladen 2 uit, dit is een huiswerkopdracht. Bespreek met de leerlingen de huiswerkopdracht (zie digibordles). Controleer of de leerlingen de opdracht begrijpen.

Betekenis geven

Opdracht 4

  • 15 min
  • Gesprek
  • In tweetallen
  • In tweetallen bedenken de leerlingen welke beroepen bij welke types kunnen horen. Welke werkzaamheden passen erbij? En welke beroepen/werkzaamheden spreken de leerlingen aan? Toon de vragen voor het gesprek op het digibord.

Huiswerkopdracht

  • De leerlingen krijgen werkblad 2 mee als huiswerkopdracht. Bedenk op welke manier en op welk tijdstip u terugkomt op de huiswerkopdracht.